Wijnand Andriesse werd op 29 september 1916 geboren in Cuyk als zoon van Jacques Andriesse, geboren 20 september 1874, en Femia Elzas, geboren 31 mei 1882 in Borculo.
Het gezin Andriesse heeft veel leed gekend. Het eerste kind dat uit het huwelijk van Jacques en Femia geboren werd, André Wijnand, heeft maar 16 dagen geleefd, van 5 tot 21 maart 1914. De twee volgende jongens die van het gezin Andriesse kregen achtereenvolgens de namen van hun overleden broertje. André werd in Cuyk geboren op 10 april 1915 en Wijnand, zoals gezegd, op 29 september 1916. Daarna is er nog een zusje geboren, Elizabeth (Lies), op 21 april 1918.
Vier jaar na de geboorte van het jongste kind overleed de vader op 5 april 1922, 47 jaar oud. Kort daarna is het gezin uit elkaar gevallen, omdat de moeder niet voor de kinderen kon zorgen. Wijnand vertrok op 13 februari 1923 naar een pleeggezin in Utrecht en Lies naar Sappemeer. Of André, die toen acht jaar oud was nog een tijdlang bij zijn moeder is gebleven is niet zeker, maar bekend is wel dat moeder Femia is opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis ‘Het Apeldoornse Bos’, waar zij tot 30 juli 1936 is gebleven.
In dat jaar, 1936, was André Andriesse chazan geworden van de Joodse gemeente in Aalten. Bij die gelegenheid kwamen ook zijn moeder Femia en zijn broer Wijnand naar Aalten. Twee jaar later vertrok André naar Enschede, waar hij ook voorganger en godsdienstleraar werd en een woning betrok aan de Prinsestraat 18, naast de sjoel. Van hem is verder bekend, dat hij betrokken was bij het over de grens helpen van Joden uit Duitsland en op de lijst stond van gezochte personen. In de nacht van 12 februari 1941 werd door dronken Duitse soldaten in inval gedaan in zijn huis en school, de platen werden van de muur getrokken en boeken op de grond gesmeten. De soldaten wilden hem doodschieten, maar een Duitse officier voorkwam dat. André moest wel beloven dat hij niet zou zeggen dat hij door dronken Duitsers was overvallen. Hij wist tot de nacht van 13/14 september 1941 uit handen van de Duitsers te blijven. Toen werd hij met vele stadgenoten opgepakt en op transport gezet naar Mauthausen, waar hij op 18 oktober 1941 omgebracht is.
Moeder Femia is op 31 januari 1940 vanuit Aalten naar Enschede vertrokken. Vermoedelijk heeft zij haar intrek genomen in het huis van André en zijn vrouw Carla Selma Nathans. Op 11 maart 1941, enkele weken na de inval in het huis van André, vertrok zij naar Amsterdam, waar zij een plek kreeg in een verpleeghuis voor ouderen in de Valeriusstraat 24, geleid door een familie Den Hartog. Vandaar is zij opgehaald en op 26 februari 1943 in Auschwitz vermoord.
Waarschijnlijk heeft ze niet geweten dat haar dochter Elisabeth daar enkele weken eerder om het leven was gebracht. Lies was sinds 1 mei 1940 leerling-verpleegster in ‘Het Apeldoornse Bos’ en is meteen na de deportatie, waarbij alle patiënten en een groot deel van het verplegend personeel meegenomen werden, in Auschwitz op 25 januari 1943 vermoord.
Wijnand was de enige die tijdens de Duitse bezetting nog in Aalten woonde. Hij werkte in een fabriek en werd in september 1941, toen op last van Seyss Inquart werkkampen voor Joodse jongens werden ingericht, opgeroepen om daar te werk gesteld te worden. Bekend is dat op 1 september 1941 een groep Achterhoekse Joden naar het kamp in Ruinen (Drenthe) kwam. Waarschijnlijk was Wijnand een van hen, evenals Albert Lewy en Eliazar Schaap. De tewerkstelling was overigens een voorwendsel, want de Duitsers beschouwden deze werkkampen als wachtkamers voor deportatie. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 (Jom Kippoer!) werden alle werkkampen leeggehaald en de werknemers naar Westerbork overgebracht. Daarvandaan is Wijnand naar Auschwitz getransporteerd en op 28 februari 1943 vermoord, twee dagen na zijn moeder. Hij is 26 jaar geworden.